Experiment: Hoe maak je een caleidoscoop?

Opgelet!

Vraag steeds hulp aan een volwassene.

Wat heb je nodig?

2 spiegels (20 x 5 cm)
1 zwart karton (20 x 5 cm)
1 soepel karton (20 x 20 cm)
1 stevig karton ( 8 x 8 cm)
Plakband
Kleine stukjes gekleurd en glanzend papier
2 velletjes dun doorzichtig plastic (8 x 8 cm)
1 elastiekje

Aan de slag!

Stap 1: Maak met de lange zijden een driehoek met de twee spiegels en het zwart karton. Zorg dat de spiegelkanten naar binnen staan. Plak ze aan elkaar vast met plakband.

Stap 2: Plak er daarna het soepel karton stevig rond om een buis te maken.

Stap 3: Knip dan een kartonnen schijf die op het ene uiteinde van de buis past. Maak een gaatje in het midden. Plak de kartonnen schijf vast.

Stap 4: Bevestig nu een stukje doorzichtig plastic over het andere uiteinde. Maak dit vast met een elastiekje.

Stap 5: Strooi er dan kleine stukjes gekleurd en/of glanzend papier over. Bedek ze met een ander velletje plastic en plak dat vast. Je caleidoscoop is af!

Stap 6: Als je nu je caleidoscoop naar het licht houdt, wat zou je dan zien? Benieuwd? Probeer het uit. Opgelet: kijk niet naar felle lichten. Je zou je ogen kunnen beschadigen.

Wat gebeurt er?

Bekijk de mooie patronen. Schud met de buis om het patroon veranderen.

Hoe zit dat?

De caleidoscoop is een echt kijkwonder. Het licht van de zon of van de lampen dat in de buis terechtkomt, ‘botst’ heen en weer in de buis. Zowel de spiegels als de gekleurde/glanzende papiertjes weerkaatsen het licht. Uiteindelijk komt het licht in je ogen terecht, waardoor je die mooie patronen kan zien.

Waar kom je dat nog tegen?

Je vindt ook spiegels in de ruimte. Heb je al gehoord van de James Webb-ruimtetelescoop? Die telescoop zweeft rond in de ruimte en maakt spectaculaire foto’s van het heelal. Dat kan hij dankzij 18 zeshoekige spiegels. Die vangen het licht uit het heelal op.

Wetenschap en techniek:

1.1 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.

1.14 De leerlingen kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele eigenschappen aantonen.

2.13 De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren.