Natuurwetenschappen:
(ASO) 1: Kunnen onder begeleiding de volgende aspecten van de natuurwetenschappelijke methode gebruiken bij het onderzoek van een natuurwetenschappelijk probleem:
een onderzoeksvraag hanteren; een hypothese of verwachting formuleren; met een aangereikte methode een experiment, een meting of een terreinwaarneming uitvoeren en daarbij specifiek materiaal correct hanteren; onderzoeksresultaten weergeven in woorden, in een tabel of een grafiek; uit data, een tabel of een grafiek relaties en waarden afleiden om een besluit te formuleren.
(ASO) 2: Gaan vaardig om met nauwkeurigheid van meetwaarden en gebruiken wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI-eenheden correct.
(ASO) 5: De natuurwetenschappen als onderdeel van de culturele ontwikkeling duiden en de wisselwerking met de maatschappij op ecologisch, ethisch en technisch vlak illustreren.
(ASO) 4: Bij het verduidelijken van en het zoeken naar oplossingen voor duurzaamheidvraagstukken wetenschappelijke principes hanteren die betrekking hebben op grondstoffenverbruik, energieverbruik, biodiversiteit en het leefmilieu.
(ASO) 3: Kunnen productetiketten interpreteren en veilig en verantwoord omgaan met stoffen.
(TSO) 1: Structuren op submicroscopisch niveau verbinden met macroscopische eigenschappen van stoffen.
(TSO) 3: De symbolische voorstelling van een stofomzetting interpreteren.
(TSO, KSO) 11: Onder begeleiding de natuurwetenschappen als onderdeel van de culturele ontwikkeling van de maatschappij duiden en de wisselwerking met de maatschappij op ecologisch, economisch, ethisch en technisch vlak illustreren.
(TSO) 12: Steunend op wetenschappelijke inzichten verantwoord omgaan met veiligheid en gezondheid in leefwereldsituaties met betrekking tot stoffen, geluid en straling.
(TSO) 13: Courante grootheden en SI-eenheden hanteren die voorkomen in leefwereldsituaties.
(TSO) 14: Onder begeleiding illustreren dat natuurwetenschappelijke kennis wordt opgebouwd via natuurwetenschappelijke methoden.
Biologie:
(ASO) B1: Macroscopische en microscopische observaties en metingen uitvoeren in het kader van experimenteel biologisch onderzoek.
(ASO) B2: Biologische informatie in schema’s en andere ordeningsmiddelen weergeven.
(ASO) B8: Voorbeelden geven van interacties tussen organismen en hun omgeving en van interacties tussen organismen van dezelfde soort en van organismen van verschillende soorten.
Chemie:
(ASO) C3: Een geschikte methode suggereren om een zuivere stof uit een mengsel te isoleren.
(ASO) C13: Eenvoudige reacties corpusculair voorstellen, symbolisch weergeven en interpreteren.
(ASO) C15: De begrippen stofhoeveelheid en molaire concentratie kwalitatief en kwantitatief hanteren.