Waarom kan je toch iets horen als je je oren dichtstopt?

Om te horen gebruiken we … onze oren. Maar hoe komt het dan dat we tóch nog iets kunnen horen als we die dichtstoppen? Of straffer zelfs: wanneer we doof zijn zoals Beethoven?
Oren2

Elk geluid dat we horen begint als trillingen: die planten zich voort in de lucht en worden door ons oor opgevangen. Wanneer ze tegen het trommelvlies in je oor botsen, begint dat ook te trillen. Dat doen daarna ook onze gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) die met het trommelvlies verbonden zijn. De trillingen bereiken tenslotte ons slakkenhuis. In die opgerolde buis vol vloeistof wordt de gehoorzenuw geprikkeld en die stuurt een elektrisch signaal naar de hersenen: we horen iets!

Horen zonder oren

Maar eigenlijk horen we niet alleen met onze oren. We horen ook met … onze botten. Ons oor vangt immers niet alle trillingen op. Een groot deel botst tegen ons hoofd en de rest van ons lichaam. Die botsingen veroorzaken trillingen in ons hoofd en ook die worden doorgegeven aan het slakkenhuis — rechtstreeks via het bot van onze schedel, waarin het slakkenhuis verankerd zit. Dit noemt men botgeleiding’. De trillingen van de schedel zorgen dus meteen voor een trilling van het hele slakkenhuis, dat opnieuw de gehoorzenuw prikkelt, waardoor we kunnen horen.

Gekke eigen stem

In het dagelijkse leven horen we voortdurend met onze oren én onze botten. Dat verklaart meteen waarom we een opname van onze eigen stem raar vinden klinken, terwijl vrienden en familie ze wél normaal vinden. Wanneer we spreken, horen we onze eigen stem immers zowel door onze oren als door onze schedel, waar onze stembanden de boel’ aan het trillen brachten. Maar bij zo’n opname missen we natuurlijk dat stukje botgeleiding, waardoor onze stem anders klinkt. Waarschijnlijk zal je ze hóger vinden klinken. Dat komt omdat het vooral de lagere tonen — de bassen — zijn die goed worden doorgegeven via botgeleiding. Onze eigen stem klinkt dus lager voor onszelf dan voor de buitenwereld.

Net als Beethoven

Zo’n botgeleiding kan alvast tot straffe dingen leiden. Toen de 18de-eeuwse componist Ludwig van Beethoven op jonge leeftijd merkte dat z’n gehoor er sterk op achteruitging, sloeg hij er dankzij een goed werkend slakkenhuis én botgeleiding toch nog in om verder te componeren. Om zijn gehoorverlies te compenseren gebruikte Beethoven een houten staaf: hij zette één kant op zijn piano en klemde de andere tussen zijn tanden. De trillingen van de piano werden door de staaf via zijn schedel naar zijn slakkenhuis geleid, waardoor de noten die hij speelde hoorbaar werden.

Gelukkig maar, anders was er van zijn Symphonie Nr. 9 met daarin de beroemde Ode an die Freude — vandaag het Europese volkslied — geen sprake geweest.