Wie ‘virus’ zegt, denkt meteen aan ‘ziekte’. Maar dat is eigenlijk te kort door de bocht. Want naast hun negatieve kantjes hebben ze ook positieve eigenschappen: ze houden heel wat soorten in leven en dragen bij tot onze evolutie. Als we heel eerlijk zijn, moeten we zelfs zeggen dat we niet zonder virussen kunnen.
Virussen zorgen voor natuurlijke balans
Het allergrootste deel van de virussen op aarde heeft het niet op de mens gemunt, maar wel op bacteriën. Deze virussen, ook bacteriofagen genoemd, kunnen bacteriën infecteren. Sommigen dringen enkel binnen in het erfelijk materiaal, maar anderen vermenigvuldigen zich explosief tot de bacterie barst en doodgaat. Op deze manier houden ze vele bacteriepopulaties op aarde onder controle. En maar goed ook: er leven ontelbaar veel bacteriën op aarde en sommigen – zoals E. coli – kunnen zich om de 20 minuten delen. Zo zorgt één bacterie op 10 uur tijd al gemakkelijk voor een miljard nieuwe bacteriën. Gelukkig zijn er dus de bacteriofagen.
Virussen houden ons in leven
Jij draagt zo’n 100.000 miljard bacteriën met je mee – wees gerust: die zijn nodig voor je gezondheid – maar ook heel wat bacteriofagen. Deze virussen zitten o.a. in de slijmen in onze mond en spijsverteringskanaal. Ze kunnen niet alleen bacteriën doden, maar ook de eigenschappen van de bacteriën aanpassen en bijvoorbeeld hun weerstand verhogen. Hoewel er nog veel onderzoek moet gebeuren, is het wel duidelijk: ze hebben een belangrijke impact op onze gezondheid.
Virussen beschermen tegen ziekte
Hoewel het eersteklas ziekmakers zijn, kunnen virussen ons ook beschermen tegen ziektes. Een voorbeeld: in de 18de eeuw ontdekte men dat melkmeisjes die mild besmet waren geweest met het koepokken-virus, na genezing, immuun waren tegen het variola-virus dat pokken veroorzaakt bij de mens. Door deze ontdekking konden wetenschappers een vaccin tegen pokken ontwikkelen op basis van het koepokkenvirus. De term ‘vaccineren’ is dan ook afgeleid van het Latijnse woord ‘vacca’ dat koe betekent.
Virussen doen ons evolueren
Zoogdieren die doorheen de geschiedenis epidemieën overleefden, zagen de eiwitten in hun lichaam veranderen. Zo ontdekten biologen aan de Universiteit van Stanford. Door zich aan te passen, konden de eiwitten — belangrijke bouwstenen van het lichaam — zich wapenen tegen virussen. Ook de mens onderging, sinds we ons evolutionair afsplitste van de chimpansees en bonobo’s, heel wat van die veranderingen. Volgens de biologen zou dertig procent van de wijzigingen in onze eiwitten er gekomen zijn door te strijden tegen virussen. We evolueerden dus ook dankzij hen.
Virussen inspireren ons
Enkele jaren geleden ontdekten wetenschappers een virus in de warmtebronnen van het Amerikaans nationaal park Yellowstone met een — voor een virus — uitzonderlijke vorm. Het heeft een omringende eiwitlaag in de vorm van een hoefijzer. Zo beschermt het zich de extreme omstandigheden waarin het zich bevindt, namelijk borrelend zuur van 80°C. Dat gaf wetenschappers meteen heel wat inspiratie: door ook kankermedicijnen te verpakken in zo’n U‑vormige laag zou ons lichaam ze minder snel afbreken, waardoor ze de tumor vlotter bereiken. En ook katoenvezels of zelfs bakstenen kunnen in de toekomst zo versterkt worden. Een slimme tip dus van het virus.
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht