Hoeveel water verbruikt een toilet?

Doorspoelen maar?!
Oma, juffrouw, generaal: pipi doen ze allemaal. En kaka. Als ze netjes zijn, spoelen ze nadien ook door. Daarvoor is heel veel water nodig. Heb jij een idee hoeveel?
Doorspoelen maar toilet

Opgelet!

Vraag steeds hulp aan een volwassene.


Wat heb je nodig?

  • Maatbeker
  • Stevig blad papier
  • Pen
  • Plakband
  • Een toilet met toegang tot de stortbak
Doorspoelen maar toilet

Aan de slag!

Stap 1: Draai de kraan op de waterleiding naar de stortbak dicht. Die zit meestal tegen de muur, achter de toiletpot. Vraag een volwassene om te kijken of je het goed doet.

Stap 2: Vraag een volwassene om het deksel van de stortbak te nemen. Kijk goed hoe hoog het water in de stortbak staat.

Stap 3: Hoeveel water zou er nodig zijn om 1x door te trekken? Test het uit en spoel het toilet door. Al het water stroomt nu uit de stortbak.

Stap 4: Gebruik de maatbeker om de stortbak met water te vullen, even hoog als daarnet. Noteer hoeveel liter water er in de stortbak ging.

Als het toilet een kleine en een grote doorspoelknop heeft, doe stap 3 en 4 dan voor elke knop.

Stap 5: Plaats het deksel terug en draai de kraan weer open.

Stap 6: Hang het blad papier en de pen in het toilet. Schrijf in grote letters op het blad:​“Wil iedereen die dit toilet doortrekt, een streepje op dit blad zetten? Dank u wel!”

Als het toilet een kleine en een grote doorspoelknop heeft, zet je eronder Kleine knop” en Grote knop”.

Stap 7: Tel na een dag de streepjes, en vermenigvuldig ze met het aantal liter water dat per beurt doorgespoeld werd. Nu weet je hoeveel liter water er in één dag door het toilet gespoeld werd.

Doorspoelen maar

Wat gebeurt er?

Er wordt verrassend veel water doorgespoeld.

Hoe zit dat?

Water is kostbaar! In ons land komt er altijd water uit de kraan, maar daarvoor moeten we wel water uit de grond oppompen. We pompen meer water op dan de regen kan aanvullen. Vroeg of laat is de ondergrond dus leeg. Dan komen we in de problemen. Gebruik op het toilet na een​‘kleine boodschap’ de​kleine doorspoelknop. Dan verbruik je veel minder water. Om pipi weg te spoelen is dat genoeg.

Waar kom je dat nog tegen?

Een Belg verbruikt 7400 liter water per dag:

  • 100 liter = direct’ als drinkwater, om te koken, om te wassen,…
  • 7300 liter = indirect’ om alles wat we dragen/​gebruiken te maken (kleren, eten, papier,…)

Naast de kleine doorspoelknop gebruiken, kan je ook simpel water besparen door slim je lunchbox te vullen.

  • Tip 1: Ga voor veggie.
    Voor vlees is veel water nodig. Bv. 200 g rundvlees = 3082 liter water.
  • Tip 2: Eet lokaal.
    Kies voor lokale en seizoensgebonden groenten en fruit. Als groenten en fruit van warme landen komen, was er veel meer water nodig om die te telen.
  • Tip 3: Ga voor kraanwater of soep.
    Voor drankjes zoals frisdrank of (choco)melk is meer water nodig.
Wetenschap en techniek:
1.1 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren
1.23 De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water.
1.24 De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu.
Wiskunde:
1.3 De leerlingen kennen de betekenis van: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, veelvoud, deler, gemeenschappelijke deler, grootste gemeenschappelijke deler, kleinste gemeenschappelijk veelvoud, procent, som, verschil, product, quotiënt en rest. Zij kunnen correcte voorbeelden geven en kunnen verwoorden in welke situatie ze dit handig kunnen gebruiken.
1.24 De leerlingen kennen de cijferalgoritmen. Zij kunnen cijferend vier hoofdbewerkingen uitvoeren met natuurlijke en met kommagetallen:- optellen met max. 5 getallen: de som < 10 000 000 - aftrekken: aftrektal < 10 000 000 en max. 8 cijfers - vermenigvuldigen: vermenigvuldiger bestaat uit max. 3 cijfers; het product = max. 8 cijfers (2 cijfers na de komma) - delen: deler bestaat uit max. 3 cijfers; quotiënt max. 2 cijfers na de komma.