In september 2022 spoelden er ongeveer 230 grienden (middelgrote walvissen) aan op een strand aan de westkust van Tasmanië. Opmerkelijk, maar niet uitzonderlijk. Zo’n massastrandingen komen wel vaker voor: in 2020 strandden er al 470 walvissen op dezelfde plek en in 2017 spoelden er ruim 400 walvissen aan in Nieuw-Zeeland. Over de precieze oorzaak tasten wetenschappers nog in het duister, maar de grote aantallen zijn alvast te verklaren door het feit dat grienden in grote groepen leven. Ze kunnen dus ook met veel tegelijk aanspoelen.
Mogelijk zijn ze aangespoeld omdat de walvissen steeds hun leider volgen. Als de leider van de groep dus afdwaalt, volgt de rest blindelings.
Zeemansgraf
Bij zo’n massastranding sterft meestal het grootste deel van de walvissen. Maar wat doe je dan met al die karkassen? In 2020 besloot men een deel gewoon te laten liggen in Tasmanië, zodat ze konden ontbinden en wegrotten. Lastig genoeg is zo’n griend een erg groot dier – de mannetjes wegen algauw 2300 kilogram – waardoor de rottende geur wel erg lang bleef hangen.
Bij de meest recente massastranding besloot men het dus anders aan te pakken. De dode walvissen werden vastgebonden aan lange touwen en door boten zo’n 40 kilometer de zee in gesleept. Van daaruit zullen de karkassen zich dan verspreiden via de getijden en stromingen.
De walvisval
Wanneer de dode walvis ver weg in de oceaan begint te ontbinden en zijn ingewanden uitzetten door gas zal hij naar de oppervlakte drijven, waar aaseters zoals haaien en zeevogels zich er tegoed aan doen. Daarna zal het walviskarkas beginnen zinken – alsmaar dieper de oceaan in. Daar, in het diepe donkere water, zijn voedselbronnen erg schaars. Het verschijnen van een walviskarkas heeft dus een grote impact.
Op korte tijd bruist het van nieuw leven rond het dode dier. Dit proces staat bekend als de ‘walvisval’. Op de zeebodem van de noordelijke Stille Oceaan bijvoorbeeld garandeerde zo’n walvisval het voortbestaan van minstens 12.490 organismen van 43 verschillende soorten. Volgens het Britse Natural History Museum is één walvis goed om diepzeehaaien, octopussen, krabben, kreeften, wormen en zeekomkommers twee jaar lang van eten te voorzien. Daarna zullen andere dieren en bacteriën komen ‘smullen’ van de chemische stoffen die uit het rottende karkas komen. Uiteindelijk zullen er nog enkele organismen de overgebleven walvisbotten afbreken – wat wel tien jaar kan duren.
Ook bij trieste massastrandingen van walvissen is de één z’n dood dus de ander z’n brood.
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht